Kunnen we je helpen met zoeken
Kunnen we je helpen met zoeken
Vóór 1 januari 2020 was de hoofdregel dat de partneralimentatieverplichting van rechtswege eindigt na het verstrijken van een termijn van twaalf jaren. Per 1 januari 2020 is deze hoofdregel zodanig aangepast dat de duur van de alimentatieverplichting gelijk is aan de helft van de duur van het huwelijk met een maximum van vijf jaren.
Op de hoofdregel zijn drie wettelijke uitzonderingen van toepassing waarbij er een langere termijn van kracht is[1].
Indien partijen een uit hen huwelijk geboren kind hebben die de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, dan eindigt de alimentatieverplichting op het moment dat het jongste kind de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt. Het voorgaande betekent aldus dat de termijn wordt opgerekt tot maximaal twaalf jaren.
Voorts kan de duur met tien jaren worden verlengd, indien het huwelijk op het tijdstip van het indienen van het verzoek langer dan vijftien jaren heeft geduurd en de leeftijd van de alimentatiegerechtigde ten hoogste tien jaren lager is dan de AOW-gerechtigde leeftijd. In dat geval eindigt de alimentatieverplichting op het moment dat de alimentatiegerechtigde de AOW-leeftijd bereikt. De wettelijke AOW-leeftijd in 2020 bedraagt 66 jaar + 4 maanden.
Tenslotte kan de termijn wederom met tien jaren worden verlengd, indien het huwelijk op het tijdstip van het indienen van het verzoek langer dan vijftien jaren heeft geduurd, de alimentatiegerechtigde geboren is op óf voor 1 januari 1970 en diens leeftijd meer dan tien jaar lager is dan de AOW-leeftijd. Kortom, deze uitzondering is alleen van toepassing op alimentatiegerechtigden die in 2020 vijftig jaar of ouder zijn. Echter, vervalt deze extra uitzondering na zeven jaren. De alimentatiegerechtigden kunnen wel een beroep doen op de andere twee uitzonderingen.
Indien sprake is van een samenloop van omstandigheden, dan geldt dat de langste termijn van toepassing is.
Wat betreft de aanvangstermijn voor de alimentatieverplichting zijn er geen wijzigingen doorgebracht. De termijn vangt aan op de datum van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
[1] ‘Uitkering tot levensonderhoud’, Tekst & Commentaar op art. 1:157 BW, Koens, https://www.inview.nl/document/idc4e87fa9e61d42ac8c9f370a2ed55c66/tekst-commentaar-burgerlijk-wetboek-uitkering-tot-levensonderhoud-bij-burgerlijk-wetboek-boek-1-artikel-157-duur-partneralimentatieplicht?ctx=WKNL_CSL_563&tab=tekst
Voorts is in het voorgestelde artikel 157, zevende lid van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek een amendement ingediend (Kamerstukken II 2018/19, 34231, nr. 15). Dit amendement brengt met zich mee dat, in sommige situaties een beëindiging van de alimentatieverplichting naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet kan worden gevergd van de alimentatiegerechtigde, hetgeen de hardheidsclausule wordt genoemd. Hierbij is vereist dat de beëindiging van zeer ingrijpende aard is. Bij enkel een relatief laag inkomstenterugval van de alimentatiegerechtigde zal de hardheidsclausule derhalve geen doorslaggevende betekenis hebben. Er moet sprake zijn van zéér uitzonderlijke omstandigheden.
Middels het opnemen van een hardheidsclausule in een amendement is beoogd een vangnet te bieden voor alimentatiegerechtigden die na afloop van de alimentatietermijn, buiten hun schuld in een schrijnende situatie terecht dreigen te komen. Bij deze clausule is de redelijkheid en billijkheid de norm, deze geeft de rechter de mogelijkheid om op basis van feiten en omstandigheden een rechtvaardig oordeel te geven.
De volgende omstandigheden kunnen gelet op het amendement leiden tot het verlengen van de alimentatietermijn op grond van de hardheidsclausule:
Het verzoek tot verlenging van deze termijn moet worden ingediend binnen drie maanden na de beëindiging van de partneralimentatie. De alimentatiegerechtigde die een verlenging van de termijn wenst, zal voldoende feiten en omstandigheden moeten stellen en zo nodig moeten aantonen waarom de handhaving van de termijn niet kan worden gevergd. Immers, ondanks de herziening van de partneralimentatie, geldt op grond van een uitspraak van de Hoge Raad, d.d. 19 december 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BF3928) dat de alimentatiegerechtigde de stelplicht en bewijslast draagt.
Al met al blijft artikel 157, van Boek 1, van het Burgerlijk Wetboek van toepassing op een partneralimentatie die voor 1 januari 2020 door de rechter is vastgesteld of tussen partijen is overeengekomen en ook op een verzoek tot vaststelling of wijziging van de partneralimentatie als het verzoekschrift is ingediend voor 1 januari 2020. Indien een verzoekschrift voor het vaststellen of wijzigen van de partneralimentatie na 1 januari 2020 is ingediend, dan geldt de nieuwe regeling.
Per 1 januari 2020 is de Wet herziening partneralimentatie in werking getreden. Deze wet richt zich met name op de duur van de partneralimentatie, geregeld in artikel 157, eerste lid, Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
De intakebalie is 7 dagen per week bereikbaar. De juristen staan je graag te woord om jouw contactaanvraag op te nemen. Ook ’s avonds en in het weekend.
Binnen een uur al contact met een Advocaat.
Waren snel goed hebben me veel geholpen ben dankbaar dat eindelijk een advocaat kunnen vinden Bedankt
Gelijk hulp gekregen bedankt voor alle hulp